Dick Trouwborst

 

Verslagvan de lezing op de najaarsvergadering, 30 oktober 1999 te Gouda, gehouden door Prof. dr. A. van Nieuw Amerongen.

Professor Van Nieuw Amerongen begon zijn lezing met de vraag wat apologetiek is. ‘Van Dale’ geeft volgens hem de volgende definitie: apologetiek is de studie van de geloofsverdediging. De vraag hoe je in het leven van elke dag staat is dan van belang. Het gaat om het praktisch getuigen van het geloof, naar 1 Petrus 3:15:“Om altijd bereid te zijn tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze”.

Hoofd- en deelvragen

De hoofdvraag van de lezing was: op welke wijze kan uiting gegeven worden aan onze christelijke levensovertuiging? Deze vraag was opgedeeld in vier deelvragen: Hoe zijn we dan overtuigd geworden? Wat is onze christelijke levensovertuiging? Wat is het doel van onze levensovertuiging? Wat is het verschil tussen overtuigen en overreden?

Hoe zijn we dan overtuigd geworden?

Deze vraag laat zien dat we blijkbaar ergens van overtuigd zijn. Maar hoe zijn we dan overtuigd geworden? Dat beschrijft de apostel Johannes: ( Joh. 15:26,27) “Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien ik u zenden zal van den Vader, namelijk de Geest der Waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van mij getuigen. En gij zult ook getuigen, want gij zijt van den beginne met mij geweest”. En in Joh.16:8: “En die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid, en van oordeel”. Wij kunnen van onszelf niets doen, dus ook niet getuigen. Maar Paulus moet getuigen: “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig (2 Cor. 12:10), want Uw kracht wordt in mijn zwakheid volbracht (2 Cor. 12:9)”. Het getuigen kan alleen als Gods Geest in je werkt.

Wat is onze christelijke levensovertuiging?

De kern van onze levensovertuiging moet zijn dat Jezus Christus de Zone Gods is. Paulus overtuigde na zijn bekering, vanuit dezelfde geschriften waarmee hij de gemeente Gods vervolgd had, dat de Heere Jezus de Christus is (Hand. 9:22). Een ander voorbeeld staat in Handelingen 18:28: “Want Apollos (een welsprekende Alexandrijnse Jood, machtig zijnde in de Schriften) overtuigde de Joden met grote ernst in het openbaar, bewijzende door de Schriften, dat Jezus de Christus was”.

Wat is het doel van onze christelijke levensovertuiging?

Het doel is in de eerste plaats de eer en verheerlijking van God de Vader, door het verzoenend werk van Zijn Zoon. In de tweede plaats moeten we getuigen zijn van Zijn verzoenend werk om anderen te overtuigen en te winnen. Naar 1 Joh. 5:10-12: “Die in de Zoon Gods gelooft, heeft de getuigenis in zichzelven. En dit is de getuigenis: namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. Die den Zoon heeft, die heeft het Leven”.

Wat is het verschil tussen overtuigen en overreden?

Deze twee woorden hebben een overlap: de eigen gedachten overbrengen op een ander. Overtuigen betekent: net zolang getuigen totdat de ander het getuigenis overneemt met het hart. Overreden is toch iets anders. Het is iemand met argumenten klem zetten, overtuigen met het verstand en de rede, zonder dat iemand innerlijk overtuigd behoeft te zijn. De onkerkelijke medemens zal overtuigd moeten worden van de waarheid en niet overreed.

Vragenbeantwoording

Het tweede deel van de lezing bestond uit het beantwoorden van de vragen die het bestuur als kader had aangereikt.

Is het mogelijk iemand te overtuigen van de waarheid van de Bijbel?

Een onwillig iemand zal zich niet laten overtuigen: hij kan hooguit overreed worden. “Die uit God niet is, hoort ons niet” (1 Joh 4:6). Het is bijvoorbeeld bijna onmogelijk een evolutionist te overtuigen. Aan de evolutie hoeft volgens hen niet meer getwijfeld te worden. We kunnen niet bewijzen dat de schepping echt is gebeurd. Het is een geloof, maar de evolutietheorie is ook een geloof; beide zijn namelijk niet te bewijzen.

Is het nodig om in een discussie met iemand te zoeken naar een gemeenschappelijke basis, of moeten we alleen de gegevens van de Bijbel laten spreken?

Het is aan te bevelen om iets gemeenschappelijks te zoeken. Paulus sprak op de Areopagus de Grieken aan op hun niveau, in hun denkwereld. Verder dient onder alle omstandigheden de ander gerespecteerd te worden, zonder hun mening te delen. Er is vertrouwen nodig. En het is belangrijk om in je handel en wandel de meerwaarde van je levensovertuiging te laten zien.

Wat is de gemeenschappelijke basis: is dat een ingeschapen godskennis, de rede of de existentie?

Van de ingeschapen godskennis is weinig overgebleven. Hoofdstuk 3 en 4 van de Dordtse Leerregels spreekt over ‘enige kennis’ en Calvijn sprak in zijn tijd over ‘vonkskens’. Nu zijn we 380 jaar verder en is de godskennis nog meer ver- stikt. De moderne mens ziet amper meer het verschil tussen deugd en ondeugd. In de natuur is nog wel iets gemeenschappelijks te zoeken. Hoe mooi en wonderlijk is deze opgebouwd; na zoveel eeuwen onderzoek kent de mens de natuur nog slechts ten dele. Het denken over de schepping is bijvoorbeeld iets gemeenschappelijks met de roomsen, al moet hun leer wel verworpen worden.

In hoeverre moet een medestudent op verkeerd gedrag gewezen worden?

Men moet geen zedenpreker zijn. Je moet laten zien waardoor je gedreven wordt. Je moet waken voor een roomse levensstijl vol goede werken. De levensstijl moet een gevolg zijn van onze levensovertuiging. Het is belangrijk om goed te beseffen dat wij niet beter zijn, hooguit doen wij sommige uiterlijke dingen wat beter.

Hoe kan het beste gereageerd worden als er gespot wordt?

Als dit bij herhaling gebeurt, is een persoonlijk gesprek een mogelijke oplossing; ook als het om uitdagend gedrag gaat. Maar voer het gesprek in liefde en bewogenheid. Je moet oppassen voor de zonde van nalatigheid (het maar laten gaan), maar ook voor de zonde van bedrijf (agressie oproepen door de manier waarop je de spottende persoon aanspreekt); met beide ga je met een beschuldigend geweten naar huis. Het moet ons altijd gaan om de eer van God.

Een praktijkvoorbeeld, waarbij een medestudent vroeg om literatuur over de leer. De Bijbel in de Statenvertaling werd niet begrepen en kwam in korte tijd terug.

Je moet niet zomaar een boek meegeven. Doceren is belangrijk (Filippus: verstaat gij ook wat ge leest), maar doseren is minstens even belangrijk. De stof moet eenvoudig en aansprekend zijn. Maar nog belangrijker is het persoonlijk getuigenis: wat betekent God voor mij!